Artikel uit School- en klaspraktijk 230 – Pieter Feys, Projectmedewerker Steunpunt voor Inclusie

Het Steunpunt voor Inclusie is al bijna 5 jaar een project van Ouders Voor Inclusie met als kerntaak het informeren en ondersteunen van ouders van kinderen en jongeren met een beperking die kiezen voor inclusie. Ouders kunnen met al hun vragen over inclusie bij het Steunpunt voor Inclusie terecht. Zij geven hen de juiste informatie en kunnen hen ook actief ondersteunen op bepaalde momenten tijdens het inclusietraject.

Hilde Baert is zorgcoördinator van De Sprankel, een basisschool in Beervelde.

Leen is getrouwd met Dirk. Samen hebben zij vier kinderen. Hun jongste dochter, Clara volgt inclusief onderwijs in basisschool De Sprankel.

Dag Hilde en Leen, bedankt dat jullie je ervaringen willen delen met ons! In ons rapport benoemen we heel wat drempels en barrières, maar jullie bewijzen dat die niet onoverkomelijk zijn.

Één van onze bevindingen is dat heel wat ouders in de kou blijven staan bij de inschrijving. Sommige scholen willen zelfs niet inschrijven. Hoe is dat bij jullie verlopen?
Hilde: Clara komt al vanaf de eerste kleuterklas naar deze school. Ook haar oudere broer en zus waren hier al ingeschreven.

Leen: Bij inschrijving was er nog geen vermoeden van een functiebeperking. De  problemen hebben zich wel vrij snel geuit. We merkten toen dat hier op school een sterke inclusieve visie is en dat dit ondersteund wordt vanuit de directie. Er wordt met veel zorg naar diversiteit in de brede zin gekeken. Als ouder heb ik ervaren dat diversiteit hen zeker niet afschrikt.

Hilde: Er was wel een afwachtende houding in het begin. Het schrikte ons dus niet af, maar we hielden wel rekening met onzekerheden bij de leerkrachten. Ik heb ervaren dat ondanks die onzekerheden, er ook openheid was om het te proberen. Door open te staan voor de vraag van Clara en haar ouders, hebben onze leerkrachten ook veel bijgeleerd.

Is die openheid bij leerkrachten dan een noodzakelijke voorwaarde?
Hilde: Ja dat denk ik wel. Ik probeer hen ook bij te brengen dat je niet alleen in het onderwijs staat om de kinderen schoolse vaardigheden aan te leren. Je moet ze ook leren omgaan met diversiteit en zorg leren dragen voor elk kind in de klas hoort daarbij.

Mijn vorige ervaringen als leerkracht in het buitengewoon onderwijs leerden mij dat een kind niet kiest in welke situatie het geboren wordt, maar we moeten wel rekening met hen houden. Leerkrachten in het basisonderwijs krijgen heel veel verschillende leerlingen in hun klas en ze staan er voor elk van hen. Ik probeer mijn team te ondersteunen door hen positief te bekrachtigen in hoe zij bezig zijn met de kinderen. Hierbij geef ik aan dat ik het ook niet altijd weet. Door veel met mijn team te communiceren, een luisterend oor te zijn voor frustraties en door samen met hen op zoek te gaan, komen we wel tot oplossingen.

Je hebt dus eigenlijk een ondersteunende houding zonder dat je beweert dat je zelf de waarheid in pacht hebt.
Hilde: Je moet samen zoeken, ook met de ouders.

Leen: Ik denk ook dat een sterke visie en een ondersteunend beleid van de directie en zorgcoördinator noodzakelijk zijn. Ik vind dat de directeur op deze school een hele sterke visie heeft. Zie je dat briefje dat daar hangt: “niets is zo onrechtvaardig als gelijke behandeling van ongelijken”? Op zijn bureau hangen er zo nog van die uitspraken. Ik denk dat dit heel sterk weergeeft hoe hij zijn team probeert te laten kijken naar elk individu om daar vooral kansen in te zien. Dit maakt volgens mij dat leerkrachten zich gesteund voelen en er durven aan beginnen.

Hilde: De directeur ondersteunt mij daar inderdaad enorm in. Visie is belangrijk maar ik ben er zeker van dat je daar ook in groeit door steeds verder naar oplossingen te zoeken.

Leen: Bij ons is inclusie ook avant-la-lettre gestart, nog voor het M-decreet. Clara is hier ook nooit bestempeld geweest als “het inclusiekindje”. Ze heeft de hele kleuterklas inclusief onderwijs gevolgd dankzij de inzet van de leerkrachten. Daar is de basis gelegd. Hadden we dat niet gehad …

Wat doen jullie om visie scherp te houden op school?
Hilde: Onderling wordt er met de leerkrachten veel over gepraat en soms wijden we daar een personeelsvergadering aan. We proberen ook samen te zoeken zodat er gedragenheid is. Je hebt niet altijd iedereen direct mee, er zit ook in het schoolteam diversiteit. Maar door de kracht van de groep, de steun van de directie en door de positieve ervaringen die we al gehad hebben, lukt het wel.

Hoe zijn jullie na de inschrijving dan aan de slag gegaan?
Leen: Dat Clara specifieke onderwijsbehoeften had werd al snel duidelijk. We hebben het geluk gehad van altijd open en eerlijk te kunnen communiceren met de school. Als ouder hebben we dat zelf ook steeds gedaan. We hebben nooit geminimaliseerd of inspanningen vanzelfsprekend gevonden. Ik vind zelf inclusief onderwijs niet zo evident. We moeten echt heel goed luisteren naar wat de zorgen zijn op school en daar heel open voor staan. We hebben ook het geluk gehad dat we dat kunnen doen hebben bij een kleuterjuf die dat op een constructieve manier heeft aangepakt. Ook naar ons, als ouders toe. Daardoor was er een enorm vertrouwen. Die kleuterjuf was voor ons ook het eerste en voornaamste contact hierin.

Wat maakt dat er zo een open contact kon zijn met deze juf?
Leen: Dat lag echt aan haar persoonlijkheid. Ze is gewoon heel open en respectvol.

Hilde: Tussen jullie persoonlijk klikte het ook zeer goed dat maakte ook dat veel bespreekbaar was. Die open communicatie zoals Leen dat zegt, is een heel bepalende factor. Tussen Leen en mij was het bij aanvang minder evident, maar door de inspanning te leveren om open te communiceren is het in zeer positieve zin geëvolueerd. Uiteindelijk is het als ouder ook niet altijd gemakkelijk om zaken te horen die niet lukken. Als school is het ook moeilijk om deze zaken op een goede manier te communiceren. Het is allemaal zeer …

Beide: … broos.

Hilde: Je kan als school dan koppig zijn, maar dan geraak je niet vooruit. Langs beide kanten is er openheid gebleven. Ik denk dat dat een grote sterkte was. De spilfiguur was aanvankelijk wel deze eerste kleuterjuf. Clara heeft dan ook drie jaar dezelfde juf gehad in de kleuterklas. Dat was een bewuste keuze die we gemaakt hebben in samenspraak met de leerkracht en de ouders.

Leen: De openheid was er niet alleen bij deze kleuterjuf maar binnen de hele school. We hebben ontzettend veel geluk gehad dat wij van in het begin gehoord zijn als ouders. Heb je dan een leerkracht die niet goed aanvoelt waar het om draait, of zaken bespreekbaar kan maken, of een zorgteam dat geen ondersteunende houding aanneemt hierin, dan is de weg naar buiten vlug gemaakt.

Welke invloed heeft dit eerste contact gehad op jullie?
Leen: Dat is iets dubbel, enerzijds is dat iets bijzonder moois, dat wil ik echt benoemen, terzelfdertijd is dat ook iets heel kwetsbaar. Wat me soms bekruipt als ouder is het idee dat je afhankelijk bent van de goede wil van de school en de mensen die met je kind werken om naar jou te luisteren en met jou op pad te willen gaan.

Hilde: Ik kan dat ook in de omgekeerde richting zeggen vind ik. Ook wij zijn afhankelijk van de goede wil van ouders.

Ouders krijgen in overleg niet altijd de kans op volwaardig partnerschap. Hoe ziet jullie team eruit en hoe loopt dat?
Leen:
Als ouder hebben wij zeker een plaats in het team. Voor de rest bestaat dat uit Hilde, de directeur, het revalidatiecentrum en de GON-begeleiding. Op een bepaald moment hadden wij geen recht meer op GON-begeleiding omdat dit beperkt is tot twee jaar per onderwijsniveau. Toen ben ik als ouder zelf op zoek gegaan naar een ergotherapeut. Zo is ook Marieke erbij gekomen. We hebben eigenlijk drie keer chance gehad: een eerste keer met de school, een tweede keer met de juffen waar Clara bij in de klas zat en een derde keer met Marieke. Zij heeft bijzonder veel ervaring met kinderen met ontwikkelingsstoornissen en ook met inclusief onderwijs. Vanuit haar deskundigheid ondersteunt zij niet alleen Clara, maar ook de leerkrachten op school.

Hilde: Nu is er opnieuw GON bijgekomen, opnieuw beperkt voor twee jaar. We proberen ook telkens een student te vinden die vanuit een inclusiestage mee kan ondersteunen. Ook de ouders zitten telkens mee in het overleg en telkens twee leerkrachten: de klasleerkacht en de zorgleerkracht. Want die laatste zit ook regelmatig mee in de klas. De directeur probeert soms ook wel aan te sluiten wanneer hij kan. Als je het zo opnoemt is dat echt veel volk.

Hoe zorgen jullie ervoor dat al die mensen kunnen samenwerken?
Hilde: Doordat we al heel veel per mail communiceren en omdat we telkens iedereen in cc zetten, weet iedereen altijd waar we mee bezig zijn. Op de vergaderingen evalueren we telkens hoever we staan en wat nieuwe doelstellingen zijn of hoe we vorige moeten aanpassen. Ik coördineer dan dit team. Je kan bijna zeggen dat ik wat volg vanop afstand. Soms ga ik wel eens luisteren in de klas en neem ik ook een coachende rol op bij de studenten die stage lopen. Ook als er tussendoor een overleg nodig is, dan regel ik dat.

Welke rol neemt de ouder op tijdens dit proces?
Hilde: Ik vind dat de ouders vrij veel input kunnen geven. Hun stem is echt zeer waardevol want thuis begeleiden de ouders veel. Ze hebben dus veel informatie die wij ook kunnen gebruiken. Ze kennen Clara natuurlijk zeer goed en kunnen dan voor een insteek zorgen waar wij nog niet aan gedacht hebben. Mama zoekt dan ook actief mee naar oplossingen terwijl ze met het huiswerk bezig zijn bijvoorbeeld. Zo zal er binnenkort een toets zijn over metend rekenen. Dit is voor Clara een hele uitdaging, maar meester Kristof heeft op een aangepaste manier kunnen duidelijk maken aan Clara wat evenwijdige en snijdende rechten zijn. Deze toets nemen we ook een mondeling af met visuele ondersteuning waarop Clara zaken kan aanduiden en toelichten. Zo wordt er voortdurend gezocht naar oplossingen om Clara leervorderingen te laten maken. Dit gebeurd steeds in overleg, soms zijn er dan aanpassingen op school, maar sommige zaken neemt mama ook thuis op. De oplossingen worden samen gezocht.

Leen: Ik heb nooit het gevoel gehad dat de school me beschouwde als een moeial. De open, zoekende houding van iedereen maakt dat er oplossingen gevonden worden. Soms komt die insteek er via ons of de school of soms via andere mensen uit ons team.

Leen: Als ouder vind ik het hebben van nederigheid in het erkennen dat zaken moeilijk zijn toch wel belangrijk. Ik vind ook oprecht dat inclusief onderwijs niet zo evident is. Als je die nederigheid niet hebt, dan vrees ik dat het niet kan lukken.

Zegt dat iets over jezelf, over je zoekende houding?
Leen: Ik denk dat dat de enige manier is om tot iets te komen. Eerlijk, open, zoekend en niet ponerend. Daardoor krijg je ook gemakkelijker mensen mee op je weg.

Hilde: Dat is ook zo voor leerkrachten die een verscheidenheid aan leerlingen in de klas hebben. Als je jezelf in vraag blijft stellen en zoekend blijft, dan vind je altijd ergens wel een ingang. Ik ben al heel lang bezig binnen onderwijs, maar ik blijf mezelf toch nog steeds in vraag stellen. Dat is ook het boeiende aan deze job!

Hoe is dat voor Clara?
Hilde: Het is ook voor haar zoeken, maar voor Clara is de balans zeer goed in evenwicht. Zij straalt echt geluk uit, dit is voor ons een uiterst belangrijk gegeven. Dat was ook de ingesteldheid van Leen. Zolang Clara zich hier gelukkig voelt, heeft ze hier een plaats.

Leen: Als de druk te groot zou worden, of haar anders zijn als een probleem ervaren zou worden, moeten we een aantal zaken opnieuw in vraag stellen. Inclusief onderwijs heeft ook wel als gevolg dat zij met haar anders zijn geconfronteerd wordt want ze zit in een gewone klas. Zij is het meisje met ondersteuning in de klas en dat merkt zij ook op. We moeten er dan ook over waken dat haar ‘anders zijn’ niet geproblematiseerd wordt. Daarmee bedoel ik dat we niet mogen vergeten hoe Clara zich voelt bij de ondersteuning die zij krijgt. We proberen dan ook niet te normaliseren.

Is anders zijn, problematisch?
Leen: Hoeft niet, maar dat kan wel. Clara krijgt nu ze ouder is, wel regelmatiger vragen over haar anders zijn. Concreet krijgt zij van klasgenoten bijvoorbeeld de vraag hoe het komt dat, ondanks dat zij tien jaar is, nog maar in het derde leerjaar zit. Zij zegt dan heel duidelijk dat ze lang bij juf Joke gezeten heeft omdat ze daar graag was.

Hilde: Wanneer leerlingen dit aan mij vragen zeg ik: “Hier op school mag elk kind leren op zijn tempo.”. Die uitleg is voor hen wel voldoende.

Leen: Als ze blijven doorvragen heeft Clara op dit moment, niet de vaardigheden om daar meer uitleg over te geven, die vragen komen nu wel meer en meer. Maar tegelijkertijd vind ik dit soort confrontaties ook voor mij een kans om haar anders zijn ook met haar bespreekbaar te maken. Zij merkt bijvoorbeeld op dat anderen vlot rokjes kunnen tekenen, maar dat zij dat nog altijd niet kan. Dan leg ik haar uit dat dat inderdaad veel moeilijker is voor haar dan voor sommige andere kinderen, maar dat mensen ook gewoon heel erg verschillend kunnen zijn. We zoeken dan manieren om met die verschillen om te gaan. Soms ziet zij dat andere kinderen ook wel hulp nodig hebben. Ze vindt het dan fijn om te zien dat iedereen zijn hulpvraag heeft.

Hilde: Clara vindt ook beter en beter aansluiting bij de kinderen van haar klas vind ik.

Wat maakt dat dit beter en beter gaat?
Leen: Blijven proberen. Wij hebben nog momenten gehad waarbij we ons zorgen maakten dat Clara veel alleen was op de speelplaats. Maar dan stelde ik mezelf de vraag of dat Clara’s probleem was, of eerder het mijne.

Hilde: Clara had misschien de speeltijd nodig om rust te vinden.

Problematiseren volwassenen zaken die een kind zelfs nog niet zo bekeken had?
Leen: Natuurlijk! En dan leggen we daar met het hele team een vergrootglas op en zoeken we naar oplossingen. Ondertussen vindt Clara vanalles uit om daar niet aan te moeten deelnemen. Door dit uiteindelijk los te laten vindt dit ook wel weer zijn weg. Ook in die houding hebben we moeten zoeken. Loslaten is even belangrijk als oplossingen zoeken. Niet alles wat we proberen is een succes.

Moet je naast durven proberen ook durven falen?
Leen: Je mag dat niet zien als falen.

Hilde: Wat je dan ziet als falen is eigenlijk gewoon Clara die op dat moment aangeeft dat die aanpak niet de juiste is.

Leen: Als wij dat zouden zien als falen dan is dat voor een leerkracht heel frustrerend. We moeten ons vooral concentreren op wat wel lukt.

Al te vaak komt het zoeken naar ondersteuning op de schouders van ouders terecht. Hoe is dat bij jullie?
Leen: Wij zijn gezegende mensen in dat opzicht. Wij hebben al veel geluk hebben gehad met de mensen die wij zijn tegengekomen op onze weg waardoor het lukt. Maar niet iedereen heeft die chance om mensen te vinden zoals wij die hebben gevonden. In het geval van privé-therapie moet je ze ook kunnen betalen.

Hilde: Jullie als ouders begrijpen de situatie ook goed. Jullie kunnen meerdere perspectieven nemen en goed communiceren. Dat zijn ook vaardigheden die niet voor elke ouder vanzelfsprekend zijn.

Leen: Niet elke ouder hoéft die vaardigheden of mogelijkheden te hebben. In dat opzicht ben ik kritisch over inclusief onderwijs. Het moet voor iedereen toegankelijk zijn. Daar ben ik nu niet van overtuigd, en dat knaagt ook aan mij. Ik denk dat op deze manier, buitengewoon onderwijs nog meer een concentratie van kansengroepen zal zijn. Daar ben ik oprecht bezorgd over. Het M-decreet is van kracht gegaan zonder het te ondersteunen met een verschuiving van middelen. Dan ben ik beschaamd t.o.v. leerkrachten die in een klas van 26 leerlingen de diversiteit zien toenemen zonder dat zij daar in de klas meer in ondersteund worden.

Hilde: We moeten nu nog te veel roeien met de riemen die we maar hebben.

Jullie geloven in de geest van het M-decreet, maar jullie vragen meer boter bij de vis?
Leen: Inderdaad, er moet meer ingezet worden op ondersteuning in de klas. Visie is noodzakelijk, maar er worden meer en meer tussenkaders gecreëerd en daar heeft een leerkracht niets aan.

Hilde: Voor begeleiding moeten we ook teveel rekenen op stagiairs en vrijwilligers. We hebben meer steun nodig die door het beleid georganiseerd wordt. Want nu zijn er regelmatig nieuwe mensen. Voor een kind is dat ook niet ideaal. Tegen dat zij een kind en de manier van werken kennen, gaat er veel tijd verloren. Er moet meer continuïteit zijn.

Veel ouders maken zich zorgen over ‘wat na de school’ omdat ook vanuit de overheid weinig initiatief genomen wordt. Hoe is dat bij jullie?
Leen: Ja daar lig ik wel wakker van. We moeten van dag tot dag zien wat zich aandient en hoe Clara haar weg bepaalt. Het is een proces dat we samen doormaken. Intussen ben ik zelf gestart met een klein atelier waar ik taarten bak. Hier wil ik de inclusiegedachte echt in laten doorleven.

Heb je het gevoel dat je zelf iets moet opstarten om een ‘wat na’ verhaal te hebben?
Leen: Ik bedoel het atelier niet als een werkplek voor Clara later. Ik wil me eerder kunnen inleven in het hoofd van een werkgever. Ook die wereld wil ik leren kennen. Door hier ervaring in op te bouwen, wil ik leren omgaan met vragen die leven op de arbeidsmarkt. Arbeid is, denk ik, belangrijk voor mensen om er ook bij te horen, om betekenis te geven aan je plaats in de samenleving. Enerzijds wil ik die plaats graag bieden en anderzijds wil ook de traagheid graag binnenkrijgen in mijn huis.

De traagheid binnenkrijgen?
Leen: Ja, het anders zijn brengt vertraging. Ik denk dat we teveel gericht zijn op ‘vooruitgaan’. Als ik voor mezelf spreek toch.

Zie je arbeid dan eerder als een manier om zinvol deel uit te maken van de samenleving i.p.v. een gerichtheid op prestatie?
Leen: Niet enkel op prestatie. Ik ben ervan overtuigd dat het een en/en-verhaal kan zijn. We delen altijd alles maar op in hokjes. Terwijl ik denk dat dat niet hoeft.

Wat betekent die vooruitblik voor het huidige schooltraject?
Leen: Het is onvoorspelbaar want Clara heeft ons al vaak verrast.

Hilde: Ik denk dat we wel allemaal in dezelfde richting zitten en een doel hebben waar we graag naartoe willen werken, maar het is inderdaad onvoorspelbaar.

Ik hoor heel erg: we bekijken wat zich aandient.
Leen: Ja, maar wel met de oren gespitst hoor! Je mag niet onderschatten hoeveel planning en afweging er aan te pas komt. Het is niet zo eenvoudig als ‘we zien wel’. We werken wel doelmatig.

Hilde: Ja absoluut!

Maar wel met een bereidheid om zaken los te laten?

Leen: Inderdaad, door niet te veel druk te leggen op Clara kan je heel veel bereiken. Hoe minder druk je op een kind legt, hoe mooier het zich kan tonen, vind ik. Op het moment dat iets gelukt is, word je soms een beetje inhalig. Je verwacht onmiddellijk nog een stap meer. Dan kan je wel eens gefrustreerd geraken. Als je dat een beetje kan loslaten, dan ontplooit er zich soms wel iets moois.

Niet gemakkelijk voor een leerkracht om zijn doelstellingen los te laten.
Hilde: Ja dat is, denk ik, een van de moeilijkste dingen. Elk jaar opnieuw vertrekt de leerkracht vanuit zijn eindtermen en dan krijgt die te horen dat die moeten losgelaten worden. Maar ik denk wel dat onze leerkrachten onderling heel goed naar elkaar communiceren op welke manier ze dat loslaten moeten aanpakken. Het mooie aan Clara is dat ze het soms ook echt letterlijk zegt wat ze wel en niet ziet zitten. Daar is ze heel sterk in geworden.

Als je een advies zou mogen geven aan een ouder of een school om inclusief onderwijs zo positief mogelijk aan te pakken, wat zou dat zijn?
Hilde: Blijf goed waken over het goed gevoel van het kind. Wat daarom niet wil zeggen dat je het direct moet opgeven! Kijk goed naar de signalen die kinderen geven en doe er iets mee.

Leen: Welbevinden is iets zeer subjectief natuurlijk. Wat voor een school welbevinden is, kan door een ouder bijvoorbeeld helemaal anders ervaren worden. Als ouder zou mijn advies aan andere ouders zijn om een grote mate van creativiteit en nederigheid te tonen.

Creativiteit en nederigheid?
Leen: met nederigheid bedoel ik het eerlijk durven benoemen dat iets echt moeilijk is. Niet alleen voor de school, maar ook voor de ouders. Mensen gaan vaak in de strijd. Daarbij willen ze anderen overtuigen dat het allemaal best meevalt. Maar eigenlijk is dat niet zo. Ik vind dat oprecht moeilijk, zowel voor ons als voor de school. Met nederigheid bedoel ik niet dat ouders zich afhankelijk moeten opstellen van de school, maar eerder dat er wederzijds begrip en respect nodig is. Daarnaast is een grote portie creativiteit nodig om in alle opzichten buiten de lijnen te durven denken.

Wat zorgt ervoor dat je je überhaupt nederig kán opstellen?
Leen: Dat heeft vooral met de schoolcultuur te maken. Vrijuit kunnen spreken is daar heel belangrijk in.

Hilde: Dan moet binnen die communicatie ook alles goed begrepen worden. Enerzijds zijn goede bedoelingen en eerlijkheid naar elkaar daarin belangrijk. Anderzijds moet je het als ouder ook allemaal kunnen begrijpen en kunnen uitleggen. Voor de ene ouder is dit al gemakkelijker dan voor de andere. We proberen altijd veel te communiceren in de hoop dat het zo duidelijk mogelijk is.

Leen: Mijn boodschap naar onderwijs is niet naar leerkrachten maar vooral naar beleid: kijk eerlijk naar het M-decreet. Voor mij is het onbegrijpelijk dat leerkrachten het M-decreet moeten uitvoeren zonder dat er middelen tegenover staan. Ik vind het niet vreemd dat leerkrachten steigeren bij het M-decreet. We mogen niet wachten op de eerste burn-outs om te investeren.

Nog nuttige adviezen?
Leen: Ja, oplossingen vinden is iets dat organisch groeit. Het is altijd onze ingesteldheid geweest om open te kijken naar wat zich aandient. Als je dan heel goed kijkt en verwachtingen kan aanpassen, is er veel mogelijk. Dit proces vraagt wel tijd, maar deze zoekende houding om samen aan de slag te gaan geeft wel resultaat. Je voelt je ook op jezelf botsen en je kan je ook in de plaats van de leerkracht stellen. We gaan daar niet onnozel over doen, ook zij weten het niet altijd, en ik begrijp dat dat frustrerend kan zijn. Als ouder kunnen wij dat ook ervaren. Door zelf te botsen tegen een aantal grenzen, kunnen we perspectief nemen en zoeken we mee naar mogelijkheden. Hierdoor kunnen we elkaar wel goed …

Hilde: … aanvullen.

Dan bedank ik jullie graag voor dit gesprek.
Het volledige rapport kan je hier downloaden.